naar hoofdtekst gaan

Afdrukken met ICC-profielen

Wanneer de afbeeldingsgegevens een opgegeven ICC-invoerprofiel hebben, kunt u afdrukken door de kleurruimte van de gegevens effectief te benutten.

De procedure voor het instellen van het printerstuurprogramma is afhankelijk van de toepassing die voor het afdrukken wordt gebruikt.

Een ICC-profiel opgeven vanuit de toepassing en de gegevens afdrukken

Wanneer u het resultaat afdrukt van bewerkingen en verbeteringen die zijn aangebracht met Adobe Photoshop, Canon Digital Photo Professional of een andere toepassing waarin u ICC-profielen voor invoer en afdrukken kunt opgeven, kunt u bij het afdrukken effectief gebruikmaken van de kleurruimte van het ICC-invoerprofiel dat in de beeldgegevens is opgegeven.

Als u deze afdrukmethode wilt gebruiken, moet u eerst met de toepassingopties voor kleurbeheer selecteren en een ICC-invoerprofiel en een ICC-afdrukprofiel opgeven voor de afbeeldingsgegevens.
Ook als u afdrukt met een ICC-afdrukprofiel dat u zelf hebt gemaakt of een profiel voor speciaal Canon-papier, moet u de opties voor kleurbeheer selecteren in de toepassing.
Raadpleeg de gebruikershandleiding bij de toepassing voor instructies.

  1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

  2. Selecteer de handmatige kleuraanpassing

    Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) en klik op Instellen... (Set...).
    Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

  3. Selecteer de kleurcorrectie

    Klik op de tab Afstemming (Matching) en selecteer Geen (None) voor Kleurcorrectie (Color Correction).

    afbeelding: selecteer Geen bij Kleurcorrectie in het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing
  4. Stel de andere items in

    Klik zo nodig op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) en pas de kleurbalans (Cyaan (Cyan), Magenta en Geel (Yellow)) en de instellingen voor Helderheid (Brightness) en Contrast aan. Klik vervolgens op OK.

  5. Voltooi de configuratie

    Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).
    Wanneer u afdrukt, wordt de kleurruimte van de beeldgegevens door de printer gebruikt.

Een ICC-profiel opgeven met het printerstuurprogramma en vervolgens afdrukken

Als u afdrukt vanuit een toepassing die ICC-invoerprofielen niet kan identificeren of waarin u geen ICC-profiel kunt opgeven, wordt afgedrukt in de sRGB-kleurruimte van de gegevens.

  1. Open het eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma

  2. Selecteer de handmatige kleuraanpassing

    Selecteer op het tabblad Afdruk (Main) de optie Handmatig (Manual) voor Kleur/Intensiteit (Color/Intensity) en klik op Instellen... (Set...).
    Het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing (Manual Color Adjustment) wordt geopend.

  3. Selecteer de kleurcorrectie

    Klik op de tab Afstemming (Matching) en selecteer ICM bij Kleurcorrectie (Color Correction).

    afbeelding: selecteer ICM bij Kleurcorrectie in het dialoogvenster Handmatige kleuraanpassing
  4. Selecteer Standaard (Standard) voor Invoerprofiel (Input Profile).

    Belangrijk

    • Als er in de toepassing een invoerprofiel is opgegeven, wordt de instelling voor het invoerprofiel in het printerstuurprogramma ongeldig.
  5. Selecteer het printerprofiel

    Selecteer Printerprofiel (Printer Profile).

    • Als u het printerprofiel automatisch wilt instellen:

      Selecteer Automatisch (Auto).
    • Als u het printerprofiel handmatig wilt instellen:

      Selecteer een printerprofiel dat overeenkomt met het mediumtype dat u wilt gebruiken.
  6. De render-intentie selecteren

    Selecteer de methode voor kleuraanpassing in Render-intentie (Rendering Intent).

    • Verzadiging (Saturation)

      Met deze methode worden afbeeldingen nog levendiger gereproduceerd dan met de methode Perceptueel (Perceptual).
    • Perceptueel (Perceptual)

      Met deze functie kunt u effectief de kleurruimte afdrukken die de printer kan reproduceren. Selecteer deze functie als u wilt afdrukken met impressies die overeenkomen met de impressies die worden weergegeven op de monitor, omdat met deze functie de kenmerken van de op de monitor weergegeven gegevens precies worden gereproduceerd.

      Belangrijk

      • Wanneer u Perceptueel (Perceptual) selecteert om afbeeldingen af te drukken, raadt Canon u aan de monitor en het omgevingslicht als volgt in te stellen:
        • Monitor
          Kleurtemperatuur: D50 (5000K)
          Helderheid: 100 tot 120 cd/m2
          Gamma: 2,2
        • Omgevingslicht
          TL-licht voor D50-kleurevaluatie (kleurtemperatuur 5000K, brengt kleuren goed over)
          Helderheid aan de hand van afgedrukt materiaal: 500 lx ± 125 lx
    • Relatief colorimetrisch (Relative Colorimetric)

      Wanneer beeldgegevens worden geconverteerd naar de kleurruimte van de printer, worden met deze methode de beeldgegevens zo geconverteerd dat de gereproduceerde kleuren ongeveer overeenkomen met de gedeelde kleurregio's. Selecteer deze methode om afbeeldingsgegevens af te drukken met kleuren die dicht bij de oorspronkelijke kleuren liggen.
    • Absoluut colorimetrisch (Absolute Colorimetric)

      Als Relatief colorimetrisch (Relative Colorimetric) is geselecteerd, worden witte plekken gereproduceerd als witte plekken in het papier (de achtergrondkleur). Als echter Absoluut colorimetrisch (Absolute Colorimetric) is geselecteerd, hangt het af van de afbeeldingsgegevens hoe de witte plekken worden gereproduceerd.

    Belangrijk

    • Afhankelijk van het mediumtype krijgt u mogelijk dezelfde afdrukresultaten, zelfs als u de instelling Render-intentie (Rendering Intent) hebt gewijzigd.
  7. Stel de andere items in

    Klik zo nodig op het tabblad Kleuraanpassing (Color Adjustment) en pas de kleurbalans (Cyaan (Cyan), Magenta en Geel (Yellow)) en de instellingen voor Helderheid (Brightness) en Contrast aan. Klik vervolgens op OK.

  8. Voltooi de configuratie

    Klik op OK op het tabblad Afdruk (Main).
    Wanneer u afdrukt, wordt de kleurruimte van de beeldgegevens door de printer gebruikt.